Leon Tebbe
Zijn hoofdwerk bestaat uit landschappen en uit wat Tebbe zelf omschrijft als ‘atelierstukken.’ Op een tafel in zijn atelier schikt de schilder een aantal voorwerpen en aan de hand van zo’n opstelling maakt hij dan een schilderij. Wie een tijd naar zo’n doek kijkt, zal merken dat zijn blik verspringt. De achtergrond wordt de voorgrond.
Het ‘verspringeffect’ tussen voor- en achtergrond is te vergelijken met het effect van de in de waarnemingsliteratuur vaak gebruikte afbeelding van een zwarte driehoek met in het hart ervan een witte schijf. Je kunt het afgebeelde zien als een driehoek met een gat, maar ook als een bol die voor een driehoek zweeft.
Het opmerkelijke is dat je die twee dingen niet tegelijkertijd in het plaatje kunt zien: voor- en achtergrond worden steeds verwisseld. De doeken zetten je blik in beweging, ze animeren, en dat laatste verbindt de atelierstukken met Tebbe’s landschappen, ook al zien die er volslagen anders uit.
Tebbe’s landschappen ogen los. De verf is er links en rechts in stippen en strepen ogenschijnlijk opgeklodderd. Dat heeft voor een deel te maken met de manier waarop de doeken tot stand komen. Tebbe schildert zijn landschappen ter plekke in de buitenlucht.
Omdat het licht nu eenmaal snel kan veranderen, is een zekere haast en een losse manier van doen geboden. Leon Tebbe schildert weliswaar landschappen die je zou kunnen tegenkomen op de Veluwe maar hij voegt er een dosis abstractie aan toe die niet zonder meer in dienst staat van het herkenbare. De schilder overschrijdt telkens de grenzen van de figuratie.